NPV-toetsingsconferenties
In 1970 trad het verdrag, getekend door 97 landen, in werking en vijf jaar later was de eerste toetsingsconferentie. Het aantal leden was toen gegroeid tot 111.
Op de toetsingsconferenties keerden sommige onderwerpen steeds terug. Zo werd vaak gepleit voor een kernstopverdrag. Tevens kwam de beloofde nucleaire ontwapening steeds ter sprake. Daarnaast was het geven van veiligheidsgaranties voor niet-kernwapenstaten een steeds terugkerend onderwerp.

Twee soorten veiligheidsgaranties zijn denkbaar, positieve en negatieve veiligheidsgaranties. De eerste houdt in dat een kernwapenstaat een niet-kernwapenstaat beschermd met kernwapens als deze bedreigd wordt met het gebruik van kernwapens of als werkelijk deze wapens gebruikt worden, zoals de VS bij de NAVO. Negatieve veiligheidsgaranties houden in dat een kernwapenstaat belooft geen kernwapens te zullen gebruiken of daarmee te dreigen tegen niet-kernwapenstaat als deze aan enkele voorwaarden voldoet, zoals bijvoorbeeld lid van het NPV zijn.
China gaf meteen na zijn eerste kernproef in 1964 en elke keer daarna, een negatieve veiligheidsgarantie af voor alle niet-kernwapenstaten. In 1968 gaven de VS, Groot-Brittannië en de SU in de Veiligheidsraad-resolutie 255 een positieve veiligheidsgarantie af aan niet-kernwapenstaten die lid waren van het NPV en het slachtoffer waren van " an act or an object of a threat of aggression in wich nuclear weapons are used." Eigenlijk is dit slechts een herbevestiging van de verplichting die in artikel 51 van het VN-handvest is vastgelegd.
Elke kernwapenstaat heeft op een bepaald moment negatieve veiligheidsgaranties afgegeven, al waren de voorwaarden elke keer verschillend. Zo stelde de SU als extra eis dat een land ook geen kernwapens op zijn grondgebied mocht hebben. De VS en Groot-Brittannië stelden als extra eis dat bij een geval van een aanval op hun grondgebied, strijdkrachten en bondgenoten door een niet-kernwapenstaat die bondgenoot was van een kernwapenstaat, de veiligheidsgaranties zouden vervallen. Frankrijk gaf alleen negatieve veiligheidsgaranties aan landen die onderdeel uitmaken van kernwapenvrije zones. In 1982 werd dit uitgebreid tot een verklaring die lijkt op de verklaringen van de VS en Groot-Brittannië.
In 1995 hebben de kernwapenstaten in Veiligheidsraad-resolutie 984 een combinatie van positieve en negatieve veiligheidsgaranties gegeven. Deze resolutie was niet meer dan een herbevestiging van eerder gedane garanties.

Tijdens de tweede toetsingsconferentie in 1980 kwam de net opgerichte Nuclear Suppliers Group  onder vuur te liggen. Veel ontwikkelingslanden zagen het als uitholling van artikel IV.  Een gezamenlijke slotverklaring werd niet bereikt.
Vijf jaar later werd tot ieders verbazing een slotverklaring aangenomen, waarschijnlijk om te voorkomen dat het NPV uitgehold zou worden. Op de conferentie bestond een algemene vrees voor aantasting van het verdrag. Op deze eerste conferentie na de Israëlische aanval op de Iraakse kernreactor kwam deze kwestie uitgebreid aan de orde. Door de Amerikaanse druk kwam het niet tot een veroordeling van Israël, maar maakte de slotverklaring een verwijzing naar een Veiligheidsraadresolutie die deze actie had veroordeeld.
Tijdens de Conferentie van Parijs in 1989 over chemische wapens, legden enkele landen uit het Midden-Oosten een verband tussen kernwapens en chemische wapens. Zij vroegen zich af waarom zij hun massavernietigingswapens moesten opgeven als de grootmachten daar niet toe bereid waren. Nadat de andere deelnemende landen deze koppeling niet aanvaardden, werd deze los gelaten. Het was duidelijk dat zij eigenlijk doelden op de kernwapens van Israël.
Op de vierde toetsingsconferentie in 1990 werd geen consensus bereikt over de slotverklaring, omdat de VS niet wilde toegeven aan de Mexicaanse eis om iets op te nemen over een kernstopverdrag. Wel werden informele afspraken gemaakt voor strengere export voorwaarden.  Na Iraks invasie van Koeweit werd de bezorgdheid over de nucleaire capaciteiten van dat land uitgedrukt.  De consensus over het versterken van het IAEA mogelijkheden kwam niet verder dan aanbevelingen, doordat geen slotovereenkomst werd bereikt.  De informele overeenkomsten werden kort daarop wel vastgelegd tijdens de Algemene Conferentie van het IAEA.

In de loop der jaren deden zich problemen voor die het non-proliferatie regime aantastten. Zo werd het verdrag van binnen uit ondermijnd, doordat staten, zoals Irak en Noord-Korea, het NPV als dekmantel gebruikten om aan een militaire nucleaire optie te werken.
Na de ontdekkingen in Irak werd het IAEA ervan beschuldigd dat de inspecteurs onregelmatigheden negeerd hadden, vanwege politieke redenen en niet in staat waren hun werk goed te doen o.a. door de beperkingen die hun was opgelegd.  Zelfs toen inspecteurs een mandaat van de Veiligheidsraad hadden bleef Irak in staat om hen tegen te werken.
De kwestie met Noord-Korea toonde aan dat de werking van het IAEA afhankelijk is van de medewerking van landen. Het budget van het IAEA kende het afgelopen decennium geen enkele groei. Door inflatie betekende dit een vermindering van het budget. De reden hiervoor was, dat alle landen grootschalig moesten bezuinigen, dus ook op de bijdrage aan het IAEA. Het merendeel van de inspecties door het IAEA vonden in de Westerse landen plaats, terwijl hier het minste gevaar was voor niet vreedzaam gebruik van nucleaire technologie.  Dit kwam doordat het waarborgsysteem gericht was op de materiaal-boekhouding.  Een grote groep ontwikkelingslanden eiste dat een verhoging van het budget voor waarborgen ook moest zorgen voor een even grote verhoging van het budget voor technische bijstand. Voor deze landen was artikel IV namelijk het belangrijkste onderdeel van het NPV. Door de grote bouwplannen van kernreactoren in Azië en de controle die het IAEA zal moeten uitoefenen zal dit in de toekomst grote problemen gaan opleveren.
Het budget had ook gevolgen voor het personeelsbeleid. Personeel werd slechts voor korte periodes aangenomen, waardoor het personeelsbestand veel van samenstelling wisselde en ook het personeel niet veel ervaring kon opbouwen.  Al deze ontwikkelingen tastten de geloofwaardigheid van het IAEA aan.
 
terug