Ontwapening
Men kwam al vrij snel met ontwapeningsvoorstellen. Lange tijd bleven deze inspanningen zonder succes. In de jaren '70 kwam men tot het eerste tastbare resultaat. In 1972 werd het Anti-Ballistic-Missle-verdrag tussen de VS en de SU getekend. Hierin werden afspraken gemaakt over het opstellen van anti-raketsystemen. Het belangrijkste doel van dit verdrag was het voorkomen van een onbeperkte wapenrace met raketten en anti-raketsystemen. Een jaar later besloten de VS en de SU de Strategic Arms Limitation Talks (SALT) af met een verdrag. Het SALT-I-verdrag stelde slechts plafonds aan de aantallen wapensytemen. De vervolgonderhandelingen leidden in 1979 tot een SALT-II-verdrag, dat echter niet door de VS geratificeerd werd als protest tegen de Sovjet-invasie in Afghanistan. Het werd wel gevolgd alsof het goedgekeurd was door beide landen.
Pas in 1987 kwam het eerste echte ontwapeningsakkoord, het INF-akkoord. Hiermee werden alle op land gestationeerde midden-lange-afstand kernwapens afgeschaft door de VS en de SU.  In 1991 werden de Strategic Arms Reduction Talks door de VS en de SU met het START-I-verdrag afgesloten. Hierin werden afspraken gemaakt over de vermindering van het aantal strategische kernwapens.  Beide landen kwamen later dat jaar met een reeks eenzijdige ontwapeningsmaatregelen.

De kernwapenstaten ontleenden aan hun kernwapens een bepaalde positie. Om hun hegemoniale positie zoveel mogelijk te waarborgen besloten ze samen te werken om zo verdere verspreiding van kernwapens te voor komen. Deze samenwerking leidden eind jaren '60 tot het Non-proliferatie regime. De basis van het regime werd het NPV. Toen, door de kernproef van India, bleek dat het gewenste effect niet werd bereikt, besloot men het Non-proliferatie regime uit te breiden met de Nuclear Suppliers Group en later met de Missle Technology Control Regime