De verlengingsconferentie (1995)
In artikel X van het NPV stond dat na 25 jaar het verdrag verlengd
moest worden. Hiervoor waren drie mogelijkheden. Als eerste onbeperkte
verlenging, al waren veel Niet-Gebonden-Landen dan bang dat de kernwapenstaten
niet langer onderdruk gezet konden worden om hun belofte van nucleaire
ontwapening na te komen. Als tweede bestond de mogelijkheid voor verlenging
met één of meerdere perioden. Als deze periode(n) afliep(en)
dan zou het verdrag beëindigd worden en zouden nieuwe afspraken onderhandeld
moeten worden. De derde mogelijkheid was een verlenging met onbeperkte
reeks van vaste perioden. Na elke periode kon een meerderheid besluiten
om als nog het verdrag te beëindigen.
Voordat de conferentie begon was niet duidelijk voor welke mogelijkheid
een meerderheid bestond. Het Westen lobbyde druk voor onbeperkte verlenging,
hetgeen uiteindelijk resultaat had. De Niet-Gebonden-Landen konden het
van te voren niet eens worden over welke optie gekozen moest worden en
waren daarom tijdens de conferentie geen machtsfactor van betekenis.
De conferentie was opgedeeld in drie commissies. Hoofdcommissie
I besprak ontwapeningsresultaten. De meningen hierover liepen echter te
sterk uiteen om enig resultaat te boeken. De ontwikkelingslanden vonden
dat de kernwapenstaten te weinig aan ontwapening hadden gedaan, terwijl
het Westen redelijk tevreden was met het resultaat van START I en II en
het INF-akkoord. Hoofdcommissie II besprak waarborgen en exportcontroles
en wist wel enig resultaat te boeken met nieuwe afspraken over een betere
waarborgsysteem. Hoofdcommissie III sprak over vreedzame nucleaire samenwerking
en kwam bijna tot consensus. Daarnaast moest dus een besluit genomen worden
over de verlenging van het verdrag.
Een aantal Arabische landen wilden een veroordeling van Israël
voor het niet ondertekenen van het verdrag. De VS weigerde hier mee in
te stemmen waarop de Arabische landen dreigden de verlenging tegen te houden.
Na zware druk van de VS werd een compromis gevonden waarbij alle drie de
drempelstaten werden opgeroepen het verdrag te ondertekenen.
Tijdens de conferentie kwam Zuid-Afrika met twee voorstellen: één
voor versterking van het toetsingsmechanisme en het document Principles
and Objectives. De laatste riep op om tot een kernstopverdrag en een produktieverbod
van splijtstof te komen. Daarnaast werd afgesproken dat de drie drempelstaten
waarborgovereenkomsten moeten sluiten, voordat nieuw nucleair materiaal
geleverd zal worden.
De twee voorstellen en een besluit over verlenging, het Westerse standpunt,
werden aan elkaar gekoppeld en zonder stemming aangenomen. Hierdoor werd
een mislukking van de conferentie voorkomen. Toch was de conferentie niet
helemaal een succes. De partijen konden het niet eens worden over of de
kernwapenstaten voldaan hadden aan artikel VI, over ontwapening, waardoor
geen slotverklaring gepresenteerd kon worden. Het is niet duidelijk of
dit voor veel ontwikkelingslanden een protestactie was tegen de Westerse
druk om de verlenging te bereiken of dat het kwam dat de Westerse landen
hier te weinig aandacht aan besteed hadden, omdat ze geconcentreerd waren
op de verlenging van het verdrag. Naast de drie drempelstaten zijn
de volgende landen geen lid van het NPV: Brazilië, Cuba, Djibouti
en Oman. Brazilië vindt het NPV dricriminerend en heeft een eigen
inspectieregime dat verder gaat dan het regime dat bij het NPV hoort. Cuba
weigert lid te worden van het NPV, zolang de VS de marinebasis Quentanomo
op Cuba gebruikt. Van de twee andere is de reden niet bekend.
Door de jaren heeft het NPV een regime tot stand gebracht, waarbij landen
hun gedrag en verwachtingen over het gedrag van andere naar de normen van
het non-proliferatie regime laten bepalen. Het NPV heeft in het verleden
zo goed gewerkt als het door de landen is toegelaten te werken. Alle tekortkomingen
zijn het resultaat van de problemen bij de onderhandelingen van toen.
Het Zuid-Afrikaanse voorstel bevatte een nieuw duidelijk kader om op
de volgende conferenties de vorderingen en beloftes van de kernwapenstaten
te toetsen. Het permanente karakter van het verdrag versterkt de internationale
norm en schept zekerheid. De verlenging heeft ook tot voordeel dat het
verdrag nu aangepast kan worden zonder dat men bang hoeft te zijn voor
aantasting verdrag. De gebreken kunnen nu makkelijker gecorrigeerd worden.
terug