In 1958 werd in de VN door Ierland het idee van een Non-proliferatie
verdrag (NPV) gelanceerd. Na de eerste Franse kernproef werd dit idee opgepikt
door de VS, Groot-Brittannië en de SU. De eerdere poging van de VS
om de verspreiding van kernwapens te voorkomen met het "Atoms for Peace"-plan,
was mislukt aangezien Groot-Brittannië en Frankrijk erin geslaagd
waren een atoombom te maken.
Het NPV had tot doel te voorkomen dat West-Duitsland de volgende kernwapenstaat
zou worden. De VS wilde geen nieuwe kernwapenstaten in de NAVO laten ontstaan,
zodat het niet via bondgenoten in een kernoorlog betrokken zou worden.
Voor de SU golden de herinnering aan de Tweede Wereld-oorlog en de West-Duitse
weigering Oost-Duitsland en de Poolse westgrens te erkennen als reden.
Begin 1962 werd, na verkennende gesprekken met de SU en raadpleging
van de NAVO-bondgenoten, een NPV-voorstel door de VS gepresenteerd in de
VN. De aankondiging van besprekingen over het NPV maakten sterke reacties
los in West-Duitsland. Men was bang dat dit de mogelijkheid voor
een Europese kernmacht zou wegnemen, hetgeen onaanvaardbaar was.
Het land wilde alleen met een NPV instemmen als het binnen de NAVO meer
inspraak kreeg over nucleaire zaken. De VS kwam daarom in 1963 met een
voorstel voor een multilaterale vloot (MLF) die was uitgerust met kernwapens
en waarbij soldaten uit de verschillende NAVO-landen samen zouden dienen.
Hoewel West-Duitsland hiervoor was, werd het door de andere NAVO-landen
afgewezen. Volgens de SU was het in strijd met het idee van non-proliferatie.
Na enige tijd stopten de VS om het als nog aanvaard te krijgen.
Terwijl het NPV-voorstel steeds concretere vormen aannam, benadrukte
de Chinese kernproef in 1964 nog eens het belang hiervan. De vrees bestond
dat snel een aantal landen zouden volgen. In het Westerse kamp werd 2 jaar
lang geruzied over de formulering van een NPV. Hierna probeerden de VS
om met de SU tot overeenstemming te komen.
In september 1966 werd over de basisformulering, waarin o.a. ruimte
was voor een Europese optie, bereikt. West-Duitsland wilde door het
mislukken van de MLF op een andere manier gecompenseerd worden. Kernwapenstaten
moesten hun kennis beschikbaar stellen en een Europese optie en het "delen"
van wapens, in bijvoorbeeld de NAVO, mocht niet geblokkeerd worden. Controle
op naleving moest door Euratom en door het IAEA uitgevoerd worden. Als
laatste stelde West-Duitsland eisen aan de duur van het verdrag en de mogelijkheid
om het verdrag op te zeggen. Ook Italië, Japan, India en Brazilië
stelde dit soort eisen voordat ze konden instemmen met een NPV.
Veel van de West-Duitse eisen werden uiteindelijk ingewilligd, doordat
de SU keer op keer had moeten toegeven. Veel van de artikelen waren eerst
tussen West-Duitsland en de VS overeengekomen waarna de VS ze probeerden
te verkopen aan de SU. Op 31 juli 1968 verklaarde de niet-kernwapenstaten
van Euratom zich bereid om het NPV goed te keuren. Pas anderhalf jaar later
tekende West-Duitsland het NPV. Hierdoor waren de onderhandelingen tussen
Euratom en het IAEA over de controle van de naleving van het NPV ook veel
later begonnen.
Het NPV trad in 1970 in werking, maar toch duurde het nog 3 jaar voordat overeenstemming was bereikt tussen Euratom en het IAEA, ook hier was het West-Duitsland dat verantwoordelijk was voor de vertraging bij het afsluiten van de overeenkomst tussen de twee instellingen. Deze over-eenkomst zou later door verscheidene landen gebruikt worden om een uitzonderingspositie te verkrijgen bij afspraken met het IAEA.