De Europese Unie
De huidige Europese Unie is voortgekomen uit de EG, die weer
bestond uit:
1) Europese Gemeenschap van Kolen en Staal (EGKS)
2) Economische Gemeenschap (EEG)
3) Atoomgemeenschap (Euratoom)
De EKGS is in 1949 opgericht, de EEG en het Euratoom in 1957
bij het Verdrag van Rome. Toen deze in 1967 door het Fusie-verdrag bij elkaar
werden gebracht kwam zo de EG tot stand. Lange tijd is de economische kant van
de EG het sterkst geweest. Sinds 1 november 1993, bij de inwerkingtreding van
het Verdrag van Maastricht heet de EG Europese Unie.
Leden: België, Nederland, Luxemburg, Duitsland, Frankrijk,
Italië, Groot Brittannië, Ierland, Denemarken, Griekenland (de laatste 3 sinds
1973), Spanje (1981) en Portugal (1986).
Structuur
De EU bestaat uit verschillende instellingen:
5) Rekenkamer
6) Europese Investeringsbank
(EIB)
7) Economisch en Sociaal Comité
8) Europese Politieke Samenwerking
Europese Commissie
De
Commissie bestaat uit 17 leden (grote landen 2, kleine 1) die benoemd worden
door de lidstaten voor een periode van 4 jaar. De leden zijn herbenoembaar.
De Commissie is onafhankelijk van de lidstaten en ontleent
haar bevoegdheden direct aan de verdragen. Alleen het Europees Parlement kan de
Commissie naar huis zenden, hoewel dat weinig effectief lijkt daar het Parlement
geen rechtstreekse invloed heeft op de benoeming.
Zij was in de oorspronkelijke supra-nationale visie ontworpen als het
belangrijkste orgaan van de Europese Gemeenschap. Zij is de formele
initiatiefneemster voor het beleid van de Gemeenschap, zonder initiatief van de
Commissie kan de Raad van Ministers niet effectief besluiten.
De Commissie besluit bij meerderheid van stemmen en is
collectief verantwoordelijk voor de genomen besluiten. Zij kan aan één van de
leden mandateren een bepaalde taak uit te voeren. De Commissie is in Brussel gevestigd en heeft diplomatieke
vertegenwoordigers in tal van landen en bij vele internationale organisaties.
Raad van Ministers
De
lidstaten hebben in de Raad van Ministers elk één stem. Zij vergadert in
steeds wisselende samenstelling al naar gelang het ontwerp, dat aan de orde is.
De Europese Raad is de vergadering van staatshoofden en regeringsleiders die
eens per half jaar bij elkaar komen.
De Europese Raad is geen officiële instelling van de EU. In de supra-nationale
denkwijze zou de Raad van Ministers van Buitenlandse Zaken richting moeten geven
aan de verschillende andere raden. Deze
taak is als uitvloeisel van het meer internationale denken sinds 1974
overgenomen door de zogenaamde Europese Raad, d.w.z. de vergadering van
staatshoofden (Frankrijk) en regeringsleiders. Elk jaar wisselt het voorzitterschap. De Europese Raad
vergadert jaarlijks tenminste driemaal: eenmaal in Brussel en voorts eenmaal in
het land van de dienstdoende voorzitter.
De voorzitter vertegenwoordigt de EG naar buiten. De ministers moeten
op gelijke voet met elkaar omgaan. Formeel kan men bij meerderheid
besluiten nemen, maar unanimiteit is de regel, zeker bij richtinggevende
beleidsbesluiten. De gekwalificeerde meerderheid gebruikt men slechts om knopen
door te hakken ten aanzien van minder belangrijke, vaak uitvoerende besluiten.
De lidstaten worden in Brussel voortdurend vertegenwoordigd
door ambassadeurs verenigd in het Comité van Permanente Vertegenwoordigers (Comité
de Representantes:Coreper). Dit Comité bereidt de besluitvorming in de Raad van
Ministers voor door intensieve contacten met de Commissie, daarbij gesteund door
talrijke commissies van deskundigen, in het algemeen ambtenaren van de
nationale departementen.
De bevoegdheden van de Raad van Ministers behelzen de
algemene coördinatie van het economische beleid en de uitvoering van de
verdragen door regelgeving. Men heeft de plicht het Parlement te raadplegen. De
Commissie voert de besluiten uit, waarbij de Raad adviesprocedures kan
voorschrijven.
Europees Parlement
Sinds 1979 worden de leden van het Europees Parlement
niet meer aangewezen door en uit de nationale parlementen, maar voor 5 jaar
rechtstreeks door de bevolking gekozen op de wijzen, die in elke lidstaat
gebruikelijk zijn. Grote staten kunnen meer parlementsleden verkiezen dan kleine.
Het Parlement bestaat uit 518 leden. Zij hebben zich voor het grootste deel in 8
fracties verdeeld. De leiding van het Parlement bestaat uit een voorzitter en 14
ondervoorzitters. Dit presidium
vergadert soms samen met de fractievoorzitters. Het Parlement vergadert plenair
meestal in Straatsburg. Het secretariaat is gevestigd in Luxemburg.
De bevoegdheden van het Parlement liggen voornamelijk in de
raadgevende sfeer. Op grond van de
verdragen is het Parlement ingeschakeld bij de besluitvormingsprocedures. Het
heeft echter meestal geen doorslaggevende stem. Door voorstellen niet te
behandelen kan het Parlement de besluitvorming stagneren. De Commissie echter
probeert de amendementen zoveel mogelijk te verwerken. Bij de vaststelling van
het budget heeft het Parlement een doorslaggevende stem ten aanzien van de
bedragen, die niet worden uitgegeven op basis van de verdragen en dus
niet-verplicht zijn. Verwerping van het budget heeft enkele keren plaatsgevonden.
De werkzaamheden worden daardoor niet geblokkeerd, omdat de Commissie kan
doorwerken op basis van het budget van het afgelopen jaar. Bij de Europese Akte
heeft het Parlement de bevoegdheid gekregen verdragen met andere landen al dan
niet goed te keuren.
De invloed van het Parlement gaat boven de bevoegdheden uit
met name door een intensief gebruik van het vragenrecht en het horen van
belangengroepen en (ambtenaren van de) Commissie. De openbare meningsvorming wordt door deze activiteiten beïnvloed.
De voorzitter van de Europese Raad doet regelmatig verslag in
het Parlement van de voortgang van de besprekingen. Ook leden van de Commissie
verschijnen regelmatig in het Parlement. Het
recht om de Commissie weg te sturen is symbolisch van aard, omdat het Parlement
niet de bevoegdheid heeft een nieuwe Commissie samen te stellen.
Hof van Justitie
Het Hof
van Justitie bestaat uit 13 rechters. De regeringen benoemen de rechters gezamenlijk.
Hoewel niet voorgeschreven komen in de praktijk 12 rechters uit een
verschillende lidstaat en de dertiende uit een grote lidstaat. Om de drie jaar
wordt een deel vervangen. Herbenoeming is mogelijk en komt vaak voor. De
president wordt door het Hof zelf aangewezen uit haar midden en zit voor een
periode van drie jaar. Het Hof zetelt in Luxemburg.
Het Hof bespreekt geschillen tussen instellingen van de EU,
tussen de lidstaten en tussen instellingen en particulieren. Het is gebleken
dat het Hof de verdragen in Europese zin scherp bewaakt en de verdragsteksten in
supra-nationale zin uitlegt en
preciseert. Veel uitspraken hebben betrekking op de zogenaamde prejustitiële
beslissingen over de uitleg van Europese verdragen, welke worden gevraagd door
de nationale rechtelijke instanties. Deze wijze van werken bevordert de uniforme
toepassing van het gemeenschapsrecht in de lidstaten.
Rekenkamer
De
rekenkamer is een volstrekt onafhankelijk college, bestaande uit 12 leden (uit
elke lidstaat een), dat de rekeningen van de Europese instellingen en de
nationale instellingen, belast met de uitvoering van de Europese regelingen,
controleert. Ook de Rekenkamer is gevestigd in Luxemburg.
Europese Investeringsbank
(EIB)
De Europese Investeringsbank heeft een eigen
rechtspersoonlijkheid en berust op het EEG-verdrag. De Raad van Gouverneurs
bestaat uit de ministers van Financiën van de lidstaten.
De Raad van bewindvoerders bestaat uit 22 leden en plaatsvervangende
leden, deels benoemd door de lidstaten en deels door de Commissie. De dagelijkse
leiding berust bij een Directie van 7 landen die voor zes jaar worden benoemd.
De bank verleent op non-profit basis leningen voor
ontwikkelings- en moderniseringsprojecten in de EU en de Derde-Wereldlanden
waarmee de EU een associatieverdrag heeft. De bank zetelt in Luxemburg.
Economisch en Sociaal Comité
De
belangrijkste adviserende instantie in de EU is het op het verdrag gebaseerde
Economisch en Sociaal Comité. Het bestaat uit 189 leden, waarvan de meeste uit
de grotere landen komt. De leden
vertegenwoordigen werkgevers, werknemers, consumenten en de belangrijkste
economische sectoren zoals het midden- en kleinbedrijf, verkeer en vervoer etc.
De Commissie en de Raad zijn verplicht advies in te winnen bij het ESC.
Europese Politieke Samenwerking
De
Europese Politieke Samenwerking. Het politieke overleg in de Europese Raad,
eventueel de Raad van Ministers van Buitenlandse Zaken, wordt voorbereid door de
vergadering van Directeuren Politieke Zaken van de nationale ministeries van
Buitenlandse Zaken. Hiervoor is zelfs een speciaal telexnetwerk opgezet: het
Coreu-net (Correspondents Européens)
Geschiedenis
In 1949 werd op Frans initiatief de Europese Gemeenschap voor
Kolen en Staal opgericht, waarin Frankrijk, Duitsland, Italië en de Benelux-landen
participeerden. In 1957 werd het Verdrag van Rome ter oprichting van de Europese
Economische Gemeenschap (EEG) gesloten. Tegelijkertijd werd voor het
gezamenlijke atoomenergiebeleid het Euratom-verdrag overeengekomen. Door
sluiting van het zogenaamde Fusieverdrag in 1967 werden de instellingen van EGKS,
Euratom en de EEG samengevoegd. De supra-nationale elementen uit het Verdrag van
Rome, zoals het initiatiefrecht van de Europese Commissie en het nemen van
beslissingen bij meerderheid van stemmen, hadden tot gevolg dat het Verenigd
Koninkrijk niet toetrad.
In de jaren '60 boterde het steeds minder tussen de
verdragspartners, culminerend in de lege stoel crisis in 1965. Hierna werden in
1968 in Luxemburg afspraken gemaakt die het belang van de Raad van ministers en
met name de vergadering van regeringsleiders (later de Europese Raad genoemd)
ten koste van de Europese Commissie onderstreepte en de unanimiteitsregel
aanvaardde.
Het economisch succes van de Europese Gemeenschappen en de
internationaliteit maakte toetreding van het Verenigd Koninkrijk, Ierland en
Denemarken mogelijk (1973). Na de democratisering van Griekenland, Spanje en
Portugal werden ook deze landen toegelaten (resp. in 1981 en 1986).
Zeer belangrijk bleek de directe verkiezing van het Europees
Parlement ('79, '84 en '89) voor de voortgang naar een supra-nationale Europese Unie. Het zgn. Witboek stelde een 300 maatregelen voor die genomen
moesten worden om een gemeenschappelijke markt tot stand te laten komen.
In 1986 werd de Europese Akte als aanvulling op het verdrag van Rome
vastgesteld, dat door middel van de in sommige gevallen gekwalificeerde
meerderheidsregel de besluitvorming bespoedigde.
Na lang onderhandelen is op 1 november 1993 het Verdrag van Maastricht in
werking getreden en spreekt men van de Europese Unie.
Besluitvorming
De Raad van Ministers, de Commissie, het Parlement en het ESC
hebben alle een functie in de besluitvormingsprocedures. Al naar gelang het
gewicht van de voorstellen wordt het Parlement via raadpleging- dan wel
samenwerkingsprocedures ingeschakeld. De laatste geeft het parlement meer
zeggenschap, en dient zeker gevolgd te worden als de uitbouw van de EU ter
discussie staat en bij het vaststellen van de begroting.
De raadplegingsprocedure werkt als volgt:
1) De Commissie heeft het exclusieve recht om voorstellen te
doen. Hierin komt het supra-nationale element van de EU naar voren en wordt de
eenheid van beleid gewaarborgd. Onder
leiding van het verantwoordelijke commissielid wordt in samenwerking met de
nationale departementen en belangengroeperingen een voorstel opgesteld en
vanuit de Commissie voorgelegd aan de Raad van Ministers.
3) Tegelijkertijd zendt de Raad het voorstel aan de ESC, die
het ter discussie stelt in werkgroepen afkomstig uit het Europees bedrijfsleven.
Deze werkgroepen worden bijgewoond door ambtenaren van de Commissie.
De Raad heeft de mogelijkheid met gekwalificeerde meerderheid
een gemeenschappelijk standpunt vast te stellen, dat kan verschillen van het
voorstel van de Commissie. De Commissie heeft dan niet de noodzaak gevoeld het
voorstel in te trekken. Zij kan het voorstel wel ten allen tijde wijzigen,
waarop men weer opnieuw kan beginnen.
Het gemeenschappelijk standpunt van de Raad wordt aan het
Parlement voorgelegd. Het zal vertegenwoordigers van de Raad en de Commissie
raadplegen. Er worden voor de besluitvorming nu 3 mogelijkheden onderscheiden.
2. Als het Parlement binnen dezelfde, maar niet te verlengen,
termijn het gemeenschappelijk standpunt verwerpt dan kan de Raad het
desalniettemin aanvaarden, maar slechts met algemene stemmen en binnen drie
maanden, eventueel met een maand te verlengen. De Raad kan weigeren te
besluiten.
3. Als het
Parlement het gemeenschappelijk standpunt binnen drie maanden en met volstrekte
meerderheid amendeert, dan moet de Commissie het binnen een maand opnieuw
behandelen. Eventueel door de
Commissie aangebrachte amendementen moeten binnen drie maanden, eventueel met
een maand te verlengen, worden aangenomen met een gekwalificeerde meerderheid.
Amendementen van de Raad zelf kunnen dan nog slechts worden aanvaard met
algemene stemmen. Overschrijdt de
Raad de termijn, dan is er geen besluit.
Afgezien van het laatste deel van de besluitvormingsprocedure
is er sprake van een open proces, waarbij de verschillende belangengroeperingen
veel gelegenheid hebben hun invloed uit te oefenen.
In zekere zin zijn de Europese instellingen ook afhankelijk van de
deskundigheid van deze belangengroeperingen, die door het relatief kleine
apparaat van de Commissie niet kan worden geëvenaard.
Er vindt in de EU een proces plaats, dat moet leiden tot een
compromis tussen nationale en supra-nationale belangen. Indien de
belangengroepen in eigen boezem daarover een compromis kunnen bereiken, dan is
het zaak dit standpunt ook nationaal en internationaal in dezelfde geest wordt
uitgedragen en bepleit. Het inwerken op de Commissie en het Parlement is dan
voornamelijk het werk van internationale organisaties en het inwerken op de Raad
en de ESC van de nationale organisaties. Soms is een compromis tussen de
nationale belangen niet mogelijk, dan staat de internationale organisatie met
lege handen en zullen de nationale organisaties ook op supra-nationaal niveau
bezig moeten zijn.